ONTMOETING

Hallo A de  M

Jarenlang was ik als pianist verbonden aan de Emmausparochie in de Tilburgse wijk Reeshof. In die hoedanigheid begeleidde ik kinder-, jongeren- en volwassenenkoren tijdens de zondagsdienst, belangrijke kerkelijke gebeurtenissen, communievieringen, etc.

Twee gebeurtenissen, of liever, één gebeurtenis en een reeks van gebeurtenissen ( van ongeveer september 2006 tot ongeveer maart/april 2007) maakten dat ik –samen met een grote groep vrijwilligers en andere parochianen – in 2007 de Emmausparochie vaarwel heb gezegd. 

De eerste gebeurtenis betreft een bijzondere, zeer persoonlijke ervaring. Ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van de Emmausparochie werd de bisschop van ’s-Hertogenbosch, A.H., uitgenodigd deel te nemen aan de feestelijke viering in de parochiekerk. Nu kende ik de man al sinds mijn studietijd: ik kende hem van mijn theologiestudie aan de Theologische Faculteit Tilburg. 

Enkele keren heb ik hem opgezocht in de Poststraat, waar hij met enkele studenten in een soort communautair verband leefde. De indruk die hij maakte  –zo herinner ik mij althans die korte ontmoetingen - was die van een beheerste, enigszins zijige minzaamheid, van een niet onvriendelijke afstandelijkheid. 

Toen hij jaren later tegenover ons woonde maakte hij op mij dezelfde indruk. Opvallend was wel, dat hij in die “bewogen” dagen van de jaren ’70 in mijn herinnering nauwelijks deelnam aan het studentenleven, noch aan het leven in zijn directe woonomgeving, zoals zich dat toen, althans voor veel jonge mensen, manifesteerde op straat, in de wijk, en last but not least in de kroeg.

A .was inmiddels bisschop geworden en ik trof hem op die minder pontificale morgen in de parochiekerk aan, zittend in een stoel ( ik weet niet meer, of het een bijzondere stoel betrof, of dat vrijwilligers uit de parochie voor een speciale bisschopszetel hadden gezorgd ). Opgewonden en verwachtingsvol liep ik naar hem toe, wilde hem de hand schudden, zei nog wie ik was, en toen….Niets! 

 

Het was nagenoeg onmogelijk om mij niet te herkennen, tenzij in een vlaag van verstandsverbijstering; of was het zijn bisschoppelijke waardigheid die hem zelfs niet de minste blijk van herkenning toestond? Hoe dat ook zij, hij vertrok geen spier, bleef strak voor zich uit kijken en ik weet zeker dat zijn rechtgelovige blik op oneindig stond. Misschien was hij op dat moment ook wel dicht in de buurt van de Oneindige. Dat zij hem vergeven. 

Geheel van mijn stuk heb ik daarna mijn gewone plaats achter de piano ingenomen. Hoewel ik zelf met het instituut kerk bepaald geen innige band onderhield,  zou ik A. graag de hand hebben willen schudden, geheel a titre personel, als mens om zo te zeggen. 

Van de bisschop als bisschop had ik echter ook niet veel te verwachten.

In mijn onderzoek, dat ik samen met HW deed naar het het Nederlands Pastoraal Concilie en de doorwerking ervan in het Nederlandse katholicisme (1) was zonneklaar gebleken dat het vooral de bisschoppen waren die als instrument fungeerden en ook verantwoordelijk waren voor het restauratieve, door Rome verordonneerde beleid dat bedoeld was om zaken op orde te stellen in de Nederlandse kerkprovincie en bisschop Hurkmans was van dit beleid een duidelijke representant.

Ik was me hiervan bewust, toen ik A. de hand wilde schudden.

 

Dat de uitkomsten van ons onderzoek pijnlijk juist waren, moge ook blijken uit de reeks gebeurtenissen die ik enkele jaren later in de Tilburgse Emmausparochie aan den lijve mocht ondervinden. De kwetsende, kille en afstandelijke houding waarmee ik door de bisschop was bejegend, bleek exemplarisch te zijn voor de rigiditeit van een beleid dat in zijn naam werd gevoerd tegen een kritische maar redelijke, tegen een vrijzinnige maar brave Emmausparochie . 

Bisschop Hurkmans is rechtstreeks verantwoordelijk voor wat zijn priester, de Bekende Nederlander Pastoor Schilder, in de parochie heeft aangericht. 

Wie luisterde naar het relaas van een groep parochianen achteraf, viel het op hoe koelbloedig en respectloos de hele operatie is uitgevoerd: in het geheel niet afgestemd op samenwerking of begaan met het geloofsbeleving van veel parochianen volgde Schilder zijn eigen door de bisschop gelegitimeerde koers, in de absolute, door niets en niemand te stuiten overtuiging van de juistheid van zijn missie. 

“Dat een zo bloeiende parochie in slechts vijf maanden tijd zo het onderspit moet delven is een trieste constatering. Hoe triest het ook is, de snelst groeiende parochie in Nederland is inmiddels de snelst leeglopende parochie van ons land geworden”, heette het in een nieuwsbrief van die dagen.

Stuitend bij dit alles is het uitblijven van enig initiatief van bisschop H om de schade nog enigszins te beperken; de bisschop zelf blijft geheel buiten schot, letterlijk op afstand, juist op momenten dat de aanwezigheid van zijn persoon nog enig gewicht in de schaal had kunnen leggen. Maar juist hier wringt de schoen, want wat koop je voor de aanwezigheid van iemand, die onder dwang van een hoger dan menselijk belang zijn persoonlijkheid onder geforceerde controle moet houden, het meeste van alles nog zijn emoties, die de ijzeren wil moeten worden opgelegd van hun Meester, die weer onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eist van Zijn dienaar. De heiligheid van een dergelijk ambt behoort niet gecompromitteerd worden door al te menselijke gebeurtenissen. De hiërarchische structuur van de rooms-katholieke kerk maakte bovendien direct duidelijk waar de macht lag en nog steeds ligt. 

Niet alleen heeft H. het bisschopsambt zodanig onderdanig en katholiek “ingevuld” dat het weer naar de pijpen danst van het kerkelijke gezag dat boven hem is gesteld, ook heeft het van H. een marionet-achtige figuur gemaakt, die aan de touwtjes trekt van zijn eigen persoonlijkheid.

Beheerstheid en zelfcontrole in dienst van een heilige missie, onbewogenheid en onaangedaanheid in het ten uitvoer brengen daarvan, contactgestoordheid als ongewild gevolg van een religieuze zelfvoldaanheid;  het is de prijs van een vernauwde en versteende blik, die van die zelfvoldaanheid juist niet de ( als nederigheid vermomde) religieuze arrogantie ziet, maar uitsluitend het absolute en rotsvaste geloof in de enige, ware katholieke geloofstraditie. 

De beheerste minzaamheid en de niet onvriendelijke afstandelijkheid tijdens mijn eerste ontmoeting uit mijn studententijd hebben in de loop van de tijd de toen al twijfelachtige dosis menselijke spontaneïteit kennelijk bijna geheel doen verdwijnen; was er nog iets van over? 

De minzaamheid was veranderd in de grimas van een compromisloos sektarisme, afstandelijkheid in de koelbloedige en neurotische beheerstheid van een ambtsbekleder, die zich bewust is van zijn plaatsbekledende positie op aarde en al te menselijke impulsen als zwakheden interpreteerde, zowel in zichzelf als in zijn bisdom.

 

Wie de ( katholieke ) waarheid denkt in pacht te hebben, maakt de ziel op den duur rijp voor krampachtige aandoeningen en ontwikkelt een houding met neigingen tot verstokt gedrag. Zodra een oprechte interesse in en nieuwsgierigheid naar de juistheid van de eigen overtuiging verdwijnt en wanneer die niet voortdurend wordt gevoed  bijv. in een goed en kritisch gesprek met andersdenkenden, is immers de waarheid niet langer in het geding!  

Verstarring in het denken, in de persoonlijke ontwikkeling en ambtelijke verstening zijn het gevolg. 

Het bevriezen van de menselijke spontaneïteit en het kille beleidsdenken bleken twee kanten van dezelfde monseigneur. 

 

Sorry, A., ik moest dit even kwijt.

 

Alvast dank voor je reactie,

 

Fons

1)

Walter Goddijn, Hans Wewerinke en Fons Mommers: 'PASTORAAL CONCILIE  ( 1965 - 1970 ), Proeve van kerkelijk leiderschap.

 

 

DE OUDE GEUR VAN HOGER HONING

ANTONY KOK ( 1 )

AVANTGARDE en METAFYSICA

 

Treedt niet in de voetsporen van mannen uit het verleden. Zoek wat zij zochten.

Kukai (774-835)


 

Rond de vorige eeuwwisseling was er sprake ALS HET BESTAAN van een algemeen maatschappelijk en cultureel crisisbewustzijn, dat bekend staat als Fin de Siècle. WORDT GEREDUCEERDEuropese kunstenaars TOT EEN OP ZICHZELF  ZINLOOS, BIOCHEMISCH PROCESen intellectuelen verzetten zich, VOLLDIG BEREKENBAAR, en tegen het establishment BEREDENEERBAAR, van een moderne, geïndustrialiseerde maatschappij waarin ALS WE MAAR GENOEG DATA HEBBEN,gemeenschapszin en een gevoel voor hogere waarden ALS HOMO ECONOMICUS DE NAAM IS VOOR EEN NIEUWE MENSENSOORT zijn verdrongen door ongebreideld individualisme, plat materialisme en gezapigheid. Niet slechts maatschappelijke OF ALS WE MICROBE ZIJN GEWORDEN VAN EEN verhoudingen maar ook culturele TECHNOLOGISCH ORGANISME waarden zijn door het DAN STEEKT VAN DE WEEROMSTUIT moderne kapitalisme ZOGENAAMD IRRATIONELE  op hun kop gezet. Men HET MYSTERIE, HET WONDER TOCH DE KOP WEER OP keerde zich tegen calculerende economen, TEGENOVER DE FYSIEKE WERELD, EEN politici, kapitalisme en burgerlijkheid en was op zoek naar een vorm van geestelijke en maatschappelijke regeneratie.

BESTAAN WAARIN ALLES CAUSALITEIT IS, ONTSTAAT EEN ANDERE WERELD, EEN DROOM VAN EEN WERELD Allerlei strategieën boden zich aan: van een wedergeboorte van het Christendom, (hegeliaanse) filosofie, theosofie, terugkeer naar een directe verbondenheid met de natuur, nieuwe vormen van religieus beleven, antroposofie, mystiek, tot en met een nieuwe sensibiliteit voor de harmonie in het totale kosmisch gebeuren. En uiteraard nieuwe kunst.

Door de voortschrijdende EEN VAN BEZIELING EN VERVOERING ontwikkeling van de moderne wetenschap VAN HET GROTE EN DIEPE, was er nl. langzaam maar zeker EEN WERELD VAN IDEE EN GEEST, een nieuw wereldbeeld ontstaan, waarin er steeds minder plaats was voor GOD, FEIT, MATERIE EN BIG DATA de traditionele kerken uitgezonderd. Wat plaatsvond wordt ook wel de “Entzauberung der Welt” genoemd. “God is dood” schreef Nietzsche al in de negentiende eeuw. MAAR ALS WE ER VAN UIT BLIJVEN GAAN DAT DE FYSIEKE WERELD DE ENIGE IS DIE WE ( KUNNEN ) KENNEN

 

Maar zelfs Einstein vond de begrijpelijkheid
van de wereld een “eeuwig mysterie”.
Hij stelde dat het logischer zou zijn als er
alleen maar chaos was, en dat het daarom zo bijzonder is dat er zoveel
ALS HET LOGISCH-EMPIRISCHE  VERKLARINGSMODEL MODEL

STAAT VOOR ALLE ANDERE MANIEREN VAN DENKEN, en als we er orde in het universum
is. Hij verwijt positivisten (die
menen dat je alleen zintuiglijke

kennis kunt opdoen) en atheïsten
dat ze geen oog hebben voor dit “wonder”.
VANUIT GAAN DAT ONS REILEN EN ZEILENENKEL WORDT BEPAALD DOOR ALGORITMES EN FUNCTIONELE COMPUTERTALEN DIE ONS DNA KUNNEN HERPROGRAMMEREN DAN IS HET ALLEEN MAAR EEN KWESTIE VAN TIJD DAT WIJHET BINNENKORT,

LATEN WE ZEGGEN VANAF 2084
GEHEEL ZONDER ENIGE VORM VAN
RELIGIE OF KUNST, M.A.W. ZONDER MENSELIJKHEID

KUNNEN STELLEN: TEGEN DIE TIJD ZIJN DE MEESTE KERKEN GESLOOPT OF OMGEBOUWD TOT  SUPERMARKT OF EXPOSITIE-RUIMTE EN - IETS  BREDER - KUNST EN RELIGIE ZIJN DAN NET ZO'N

FOLKLORISCHE EIGENAARDIGHEDEN ALS DE MANDENVLECHTERS OF

KLOMPENMAKERS OP EEN MARKT VOOR OUDE AMBACHTEN.

IN EEN REDUCTIONISTISCHE EN TECHNOLOGISCHE WERELD WAARIN WIJ ONS BREIN ZIJN

GELOOFT MEN HEILIG DAT

“Transcendentie” was hèt kenmerk van alle westerse metafysica. Gemeenschappelijk was de overtuiging dat de essentie van de werkelijkheid meer is dan wat wij met behulp van onze zintuigen kunnen vatten, de intuïtie dat de ware kern TECHNOLOGIE PER DEFINITIE, ALTIJD EN OVERAL, ONZE MENSELIJKHEID VERGROOTvan de wereld onze zintuiglijk waarneembare wereld overstijgt. KUNST IS IN ZO'N WERELD NOG STEEDS LEUK MAAR NIET MEER DAN FRIVOLE POESPAS OOK ALS WE ONZE HERSENEN TWEE KEER ZO GROOT KUNNEN MAKEN.

 

Kok en van Doesburg zullen een
bijzonder metafysisch geluid
ELIMINEER AL HET RAADSELACHTIGE UIT HET LEVEN EN GELOOF
laten horen en in nieuwe woorden en
(artistieke) daden getuigen
in het dogma van
een oude transcendente (goddelijke) waarheid
De geschiedenis van de DAT HET GEEN ZIN HEEFT TE VRAGEN NAAR DE ZIN VAN HET LEVEN  EN ANDERE ABSURDE "EVIDENTIES"

metafysica is steeds een poging geweest om door middel van het zuivere denken de laatste grond

van het bestaan te ontcijferen. Van Plato’s ideeënwereld

 

ALLES IS MEETBAAR EN

KENBAAR : tot Hegels Absolute Geest, (In Koks aforismen hóórt men

de echo van Plato, die bijvoorbeeld meende dat de zintuigen, - zeg met Kok de “natuurlijke” wereld - ons een pseudo-realiteit van de wereld voorschotelen; de enige ware kennis die we van de wereld hebben komt voort uit de zuivere begrippen, - zeg met Kok “geest” of “abstractie” - die we, dwz slechts enkelen van ons(!), van de dingen hebben en wat te denken van de evolutionair gedachte utopische toekomstperspectieven van van Doesburg? Men hóórt de echo van de verschillende stadia langs welke de Absolute Geest van Hegel zich ontwikkelt). ) HET IS EEN NIEUWallemaal zijn het conceptuele systemen die pretenderen het ultieme geheim van de werkelijkheid bloot te 

GELOOF EN HET NOEMT ZICH RATIONEEL EN PRAGMATISCH

MAAR STELT ZICH GEEN VRAGEN MEER DIE NIET PASSEN  IN EEN WERELD
leggen. Zo ook Antony Kok en Theo van Doesburg. Hun beider gedrevenheid stoelt op een eeuwenoude christelijke traditie

dit geheim VAN OORZAAK EN GEVOLG, te willen en kunnen kennen. De gedrevenheid en toewijding waarmee dit
gebeurt en waarvan
EEN WERELD WAARIN INZICHT HETZELFDE IS ALS WETEN HOE "HET WERKT", WAARIN WIJSHEID VERDACHT IS EN SPRITUALITEIT  EEN KLEFFE HOBBY IS VOOR HALFZACHTEN het artistieke werk de neerslag vormt, laat één ding duidelijk zien: zonder hogere orde geen kunst en zonder kunst geen hogere orde en zetten zich daarmee af tegen een “natuurlijke” wereld,

die betovering, vervoering, transcendentie, geheim en mysterie afwijst.

WAARIN WORDT ONTKEND DAT MENSEN WEZENS ZIJN
MET IDEEËN, GEEST EN FANTASIE EN  BEZIELD KUNNEN ZIJN EN EEN ONVERWACHTE KIJK OP DE DINGEN KUNNEN HEBBEN

Toen Antony Kok eind jaren vijftig werd geïnterviewd over zijn vriend Theo van Doesburg, zei hij: “Theo van Doesburg, zoeker, godzoeker, godenzoeker, leerde mij - hij was toen in militaire dienst als sergeant- facteur in Tilburg - bij toeval kennen.” ( Een cultuuronderzoeker zegt hierover:

“Koks aanduiding van van Doesburg als “godzoeker” lijkt mij een doeltreffende karakterisering, die Kok vast niet alleen werd ingegeven door de theosofische

WAT BETEKENT ZOEKEN NAAR HET GODDELIJKE IN EEN NON-SENSE TIJD DIE ONTKENT DAT MEN OVER WAARDEN EN NORMEN - LAAT STAAN OVER HET GODDELIJKE - NOG IETS OBJECTIEFS EN UNIVERSEELS KAN ZEGGEN? MEESTAL KOMEN WE NAUWELIJKS VERDER DAN WAT RELATIVISTISCHE STANDPUNTEN: DIE KOMENJ NIET VERDER DAN DE PRIVÉ - SFEER EN WORDEN HERLEID TOT LOUTER SUBJECTIEVE SMAAK-OORDELEN, 

 

bril waarmee hij

 

zelf de wereld bekeek, maar in de eerste plaats door de hardnekkige oriëntatie op het transcendente en occulte die van Doesburgs streven als kunstenaar en als artistiek leider had gekenmerkt. Van Doesburgs theosofische belangstelling uit de jaren

1910 tot 1923, zijn bekering tot het katholicisme in 1930, en ook datgene wat hem bij alle ogenschijnlijke avantgardistische wisselingen en zwenkingen , die hij in zijn Stijl-jaren meemaakte, als

kunstenaar steeds voor ogen is blijven staan - het vallt

allemaal samen te vatten als een grote zoektocht naar het goddelijke.”)

AAN DE ANDERE KANT, EEN BEROEP OP DE ALOUDE METAFYSICA IS IN ONZE TIJD 

NIET MEER MOGELIJK: EEN METAFYSICA  

Inmiddels is het levensbeschouwelijke landschap in Nederland danig veranderdDIE DENKT TE KUNNEN KOMEN TOT ABSOLUTE  De traditionele zekerheden georganiseerde levensbeschouwingen, zoals bijvoorbeeld de godsdiensten,EN EEUWIGE WAARHEDEN  WE KUNNEN NIET LANGER VOORGAAN  verliezen steeds meer IN HET OUDE THEOSOFISCHE SPOOR VAN KOK EN VAN DOESBURG. OM TE ZOEKEN WAT ZIJ ZOCHTEN  aan overtuigingskracht IS EEN SOORT LEVENSBESCHOUWING

VEREIST DIE ten gunste van een individualisering WÉL HUN FILOSOFISCH  van gelijkwaardige maar

EN ARTISTIEK CREDO

 

zeer uiteenlopende TEGEN EEN NATURALISTISCHE 

levensvisieZoals geloof  (z.g. “realistische”) een breder begrip

is geworden dat verder
reikt dan de grenzen
WERELDBESCHOUWING

van de oude godsdiensten
DEELT, is transcendentie MAAR DAT CREDO
niet per definitie
voorbehouden aan religie:
om betekenis te geven
NIET BESCHOUWT aan de wereld om ons heen

meten we ons bewust of onbewust een oriëntatiekader aan

ALS DE ENIGE

om zo idee te krijgen van wat ons overstijgt.

 

Het goddelijke is
slechts één van de
vele mogelijke betekenissen
om aan die transcendentie vorm te geven.
Het oude metafysische wereldbeeld
(GODDELIJUKE ) WAARHEIDheeft
zijn stelligheid verloren
DAT ZIJ ZICHZELF ZAGEN ALS PROFETISCHE
EN PRISTERLIJKE
Daarvoor in de plaats is
een behoefte gekomen
BOODSCHAPPERS
DIE OP DE DREMPEL STONDEN VAN EEN NIEUW TIJDPERK
DAT
om je ideologische zekerheden
ZIJ ZICHZELF EEN BELANGRIJKE VERNIEUWENDE
ROL TOEDICHTTEN 
te durven loslaten, om je rationele
IN HET SOCIALE EN POLITIEKE LEVEN, DAT ZIJ ER NAAR 
STREEFDEN
controle te durven onderzoeken,

VAN DE KUNSTEN EEN VOORPOST TE MAKEN om te twijfelen aan alles wat

VAN ZOWEL CULTURELE ALS ARTISTIEKE INNOVATIES  IS ÉÉN DING.
een zeker fundament EEN ANDER DING IS
DE VERPAKKING VAN HUN BOODSCHAP ALS ABSOLUTE TRANSCENDENTE 

WAARHEID. DIE IS MOEILIJK VERENIGBAAR MET ONS GEVOEL
VOOR ONZEKERHEID EN RELATIVITEIT, ONZE VOORKEUR 
heet te bezitten, met VOOR EXPERIMENT, 
VOOR VOORDURENDE VERANDERING OP GROND VAN ONZE EIGEN ERVARING. 
andere woorden: een
credo van niet-weten OF SCEPSIS TEN OPZICHTE  

VAN EEN ( TE ) OPTIMISTISCH VOORUITGANGSGELOOF
OF DE MAAKBAARHEID VAN DE SAMENLEVING
ONTBREEKT NAGENOEG BIJ ALLE KUNSTENAARS
VAN DE STIJL, OF HET MOEST DE
KORTSTONDIGE FLIRT ZIJN VAN
DOESBURG EN KOK MET DE DADA BEWEGING
een experimenteel weten
MEN DEELDE SOMS EEN
dat elk vooropgesteld weten afwijst. Een
experimentele FANATIEK GELOOF IN DE VOORUITGANG.DAT EEN RADICALE 
spiritualiteit
verhoudt zich moeizaam
OMARMING VAN DE "NIEUWE TIJD" OOK EEN DONKERE KANT
HEEFT, ZOALS 
tot elke zelf ELK UTOPISCH DENKEN 
DENKEN, IS MET DE WETENSCHAP VAN
NU - NA HONDERD JAAR - GEMAKKELIJK
verklaarde autoriteit VAST TE STELLEN
van weten, of tot het
vanzelfsprekende gezag
van een traditie, ook al is
dat het gezag van een
avant-garde.

 

 

 

HET VOORHANGSEL VAN SCHIJNFEITEN

ANTONY KOK ( 2 )

Het gedachtegoed van Antony Kok past in een filosofische manier van denken dat rond de vorige eeuwwisseling gangbaar was: het is zeer idealistisch en grossiert in metafysische uitspraken. Tegelijkertijd - en hier komt ook ónze tijd in beeld - verzet het zich tegen de dominantie van een (natuur)wetenschappelijk wereldbeeld waarin alle typen uitspraken die niet zijn te herleiden tot experimenteel- empirische waarnemingen, per hypothese verkregen wetmatigheden, of causale verklaringen, worden gediskwalificeerd. Filosofische, morele, religieuze en esthetische, kortom alle evaluerende uitspraken, komen op het tweede of derde plan of verdwijnen steeds meer naar de achtergrond.

A

Men heeft de schematisch theoretische bezinning der voor de koortsige hersenschimmen des levens minder voelende “philosophische denkers” menigmaal eene schijnwetenschap genoemd: in de moderne zogenoemde Natuurwetenschap hebben wij de reusachtige verwerkelijking eener wetenschap van den onredelijke schijn.

B

...onredelijke schijn?

A

“Natuurgeleerden” en dezulken, die met natuurgeleerden, wars van “Mystiek, Religie, Poëzie”, sympathizeeren, zullen zich op den duur hebben neer te leggen bij het inzicht, dat alle voorwerpswaarnemingen getrokken leeringen, hoe voortreffelijk en toepasselijk ook als gedachte samenvattingen en omschrijvingen van verhoudingen op het voorhangsel van schijndingen en schijnfeiten, ons in zich zelven omtrent het wezen en den waren zin des wereldloops nog geen titel of jota leeren, dat de wezenlijke wereldorde in optisch imaginaire symbolen niet eens als vraagstuk wordt gesteld, en natuurkundige gevolgtrekkingen en vermoedens zelfs van maar blootelijk te gissen geldigheid in alle gevallen op eene vergelijking tussen objectieve en subjectieve gegevens dienen gegrond te zijn.

B

?...In Holland spreekt men Bollands...!!

A

Van dit standpunt, mijnheertje, beoordele men voortaan beweringen, onderstellingen vermoedens als deze, dat de Stof onwezenlijke voorstellingsinhoud en het wezen der wereld onlichamelijk is, dat de wereldkrachten wel allen strevingen zullen wezen, en dat de regeling der absolute of alomtegenwoordige werkelijkheid allicht de eenheid is van helderziende doelbeoging en oorzakelijk verband in de redelijk onredelijke veranderingen van eenen met zich zelf in tweestrijd geraakten en naar zelfverzoening trachtenden absoluten Geest. Oneindig is het goddelijke en onbegrijpelijk, en het enige wat ervan te begrijpen valt, is deszelfs oneindigheid en onbegrijpelijkheid

B

Wat voor ons verschijnt is altoos slechts dissolving view
van creatuurlijk beperkte openbaringen of uitingswijzen; wat in ons spreekt blijft onbevredigende en onbestaanbare uitkomst van een streven om het Onbepaalbare in gedachten toch weer te bepalen. Maar temidden van die onbepaalbaarheid, door al die onbestaanbaarheden henen, speuren wij toch eene ontastbare, evanescente, en toch alweer opdoemende Idee van Harmonie als duizendvormig postulaat van heel ons geestesleven, eene nooit gehoorde in alles vernomene stem die het waarlijk Redelijke, het eindelijk Bestaanbare wil, en uit verdeeldheid en veranderlijkheid geraken wil tot eenheid, rust, bestendigheid. Wat dan overgezet in de taal van zedelijk gemoedsleven, wil zeggen, dat er een god in onzen boezem spreekt als heilige en liefderijke macht, die naar de deugd ons trekt, die haat en strijd en moord op wil heffen, om wil zetten in den vrede, waarin geen tijd meer zal zijn, en de eenige goedheid waarlijk alles in allen weer zal zijn.

A

Et voilá, mijnheertje. Voortreffelijk gesproken!
De grensbegrippen waarheen onze uit het Ongekende op zinnelijke voorwaarden tot bewustzijn komende geest zich gedrongen voelt, de vormbegrenzingen van het voorwerpelijk gegevene te overschrijden, om er dan zijn eigenen onlichamelijkheid, zijne onzinnelijke en onruimtelijke afkomst aan te leeren beseffen en tevens de moorddadig verdeelde gebeurtenissen in de Ruimte als iets onredelijks af te leeren wijzen. Al aanstonds het feit, dat in weerwil der volslagen onaanschouwelijkheid en het zuivere punt zelfs het gewoonste verstand toch met des zelfs begrip volmaakt vertrouwd blijkt en wij met punten in de Ruimte dagelijks rekenen, moet op zich zelf reeds tot het inzicht leiden, dat de lichamelijke uitgebreidheid bij allen schijn des tegendeels niet ons eigen innerlijk wezen is; deze verloochening immers van lichaam, stof en ruimte is juist daardoor mogelijk, dat eigenlijk het
ruimteloze en onlichamelijke het wezen onzer eigenen bewustheid uitmaakt.

B

Aha, u bedoelt: wij zelven stellen ons als strevende, voelende en denkende afzonderlijkheden in de plaats van het punt, omdat wij in de kern van ons bestaan als geestelijke wezens zonder eenige afmeting zijn? U bedoelt: in de zelfgewisheid onzer bezinning gevoelen wij ons van objectieve ruimte vulsels volstrektelijk onderscheiden, eene bezinning, welke zich laat verscherpen tot het besef, dat alle lichamelijkheid niet dan onredelijke vertoning van eigenlijk onlichamelijk vermogen is?, ..u bedoelt, dat er van eene ruimte vullende zelfstandigheid “verdeelde stof” geene sprake dient te wezen, en dat de ruimteloosheid of onlichamelijkheid en onstoffelijkheid van ons eigenlijk wezen een onontkoombaar aperçu is van ons denken als zij aan“natuurwetenschappelijke”, zegge zonder inkeer naar buiten turende, ondervinding zich onverbiddelijk blijft onttrekken?

A

Absoluut, mijnheertje! Neem bijvoorbeeld een kunstwerk. Waarom is een abstract kunstwerk te verkiezen boven een kunstwerk volgens de natuur?

B

Interessante vraag, inderdaad... de filosoof Antony Kok, u weet wel, van de Stijl, zegt hierover “Het abstracte kunstwerk heeft dit voor boven het kunstwerk volgens de natuur, dat het, door vrij te zijn geworden van de onbestemde natuurvormen, als voorstelling onafhankelijk is en daardoor zuiver het geestelijke kan weerspiegelen. Het “abstract – reële” kunstwerk grijpt het hoogst en krachtigst naar den zuiveren geest. Het natuurlijke, schoonheid, leelijkheid – is steeds gebonden aan tragiek. Maar kunst is geest, is ontroering zelve, zij is ontroering door aanschouwing van het eeuwige, het vrije, het universeele, het geestelijke." Mysterie!

A

Stop! Stop!Stop! Het klinkt alsof deze heer, ....wat is de naam ook weer?

B

Kok, Antony Kok

A

deze ...volstrekt onbeduidende filosoof, aan hogere mystiek doet...zuivere geest...aanschouwing van het eeuwige, universele, geestelijke...maar toch...inderdaad.. ik moet zeggen... hij bedoelt waarschijnlijk: het mysterie is nooit te begrijpen want het is het onbegrijpelijke zelf. Maar het mysterie is wel te aanschouwen, zo bewust te aanschouwen, dat wij zijn wezen construeren kunnen van innerlijkheid uit. Zo staat de mens tegenover alle werkelijke schoonheid: hij begrijpt haar niet, maar hij ziet haar, hij doorziet haar, hij aanschouwt haar, hij bewondert haar. Te begrijpen is het mysterie als zodanig niet. Vanaf het ogenblik af, dat ik het mysterie begrijpen zou d.i. dat ik het mysterie zelf uiteen en ineen gedacht zou hebben in samenstellende “bestanddelen” of zou erkennen als niets anders dan dan een schakel van een uiteen- of ineen gedachte reeks van oorzaken en gevolgen- van dat ogenblik af zou het mysterie ophouden mysterie te zijn. Zo zou alle schoonheid ophouden schoonheid te zijn al ik, tot hoogste kennis van haar wezen haar had “in bestanddelen ontleed” of oorzakelijk verklaard”. De mens moet wel veel begrepen hebben vóórdat hij het mysterie positief, d.i. in volledige bewustheid en volledige helderheid aanschouwen kan: hij is hier toe alleen in staat wanneer in hem de apprehensie der Eeuwigheid wordt veroorzaakt.

B

Juist,dat bedoel ik, volkomen juist ja, et voilà...apprehensie der

Eeuwigheid..., ik ben onder de indruk! "Armen, die genoemde ontroeringen niet kennen, spreken van vaagheid, voor hen is alles gescheiden en de helderheid der ontroering zien zij aan voor zwaren mist. Door hunne verwarring wordt alles tot chaos. Zij onderscheiden niet meer, doordat zij alles scheiden... " Dit zegt Antony Kok althans!

A

Genoeg! Genoeg! Genoeg Kok! Zo kan-ie wel weer met Kok! Maar het is juist: het verstand schiet geheel tekort reeds tegenover allerlei onredelijkheden van het gegevene, laat staan dat het zoude mogen beslissen aangaande wat nog achter de verschijnselen steken mag...Heeft u eigenlijk wel verstand mijnheertje, denkt u?

B

Pardon?... Verstand?... Ach, verstand...De werkelijkheid als zoodanig is noch binnen noch buiten deze of genen kring “verstandig” te begrijpen; zij is veeleer ondenkbaar, terzelfder tijd zelfs dat zij wordt gedacht; wel wenschen wij ze met ons redeneerend denken te peilen en doorgronden, een wenschen dat in weerwil van bezinning voort blijft duren, doch met dat redenerend denken, het eenige dat wij “ter begrijping” hebben, lijden wij in beginsel en onvermijdelijk schipbreuk.

A

Opnieuw een heel verstandig woord van u, mijnheertje, bepaald geen onschuldig gekakel of prealabel gezwatel. Klaarheid zal

 

 

niet komen door woorden alleen. Zij moet komen door overgave en bewustwording van het hoogste in ons, en zeker ook in u.

B

Dit zegt Antony Kok in precies dezelfde bewoordingen!! weet u wel dat u plagiaat pleegt? U doet alsof u hem niet kent. Ik had u voor beter gehouden!

A

Ach, plagiaat..men helpt elkander in dit ondermaanse...

B

Goed...Soit.. het zij u vergeven...
Wat in zuivere redelijkheid bestond ware te aanschouwen noch

te bepalen of te wijzigen; het bleve eenheid zonder grootheid of hoeveelheid, getalloze onbegrensdheid zonder afzonderlijkheid, waarin geen heden stake noch verleden ofte toekomst, eene aleenheid zonder eigenschap of quantiteit, eene alomtegenwoordigheid zonder hier of daar, eene eeuwigheid zonder onderscheid van altoos ende nooit. En zulk eene gedachte is eene ongedachte, die toch zoo weinig ondenkbaar is, dat wij, zoals wij zijn, er ieder oogenblik van ons bestaan in leven, want de onveranderlijke geldigheid der denknormen bestaat in onze bewustheid altoos end’ alom. En toch weer nooit ofte nergens in den zin van afzonderlijk aanwijsbare waarneembaarheid.

A

Zei U net niet: In Holland spreekt men Bollands....Van uw eigen praalzuchtige woordenrijen en hobbelige kameelzinnen raakt men eveneens behoorlijk buiten zijn westen gespinseld! Zegt u alstublieft klip en klaar wat u bedoelt, mijnheertje!

B

Goed! Vergeleken met gegevens van waarneming en gewaarwording valt het zuiver redelijke, het eeuwige en alomtegenwoordige, met het niet-zijnde ineen, en dit terwijl de Rede de aldoor veranderende afzonderlijkheden der werkelijkheid slechts als eene schijnvertoning van onbestaanbaarheden kan laten gelden. In de zelfbeweging van de met menschelijk bewustzijn gadegeslagene werkelijkheid staat onophoudelijk en naar alle zijden het gedachte in iets anders om, in eene enkele groote zelfonderscheiding van het eene en samenvalling van het vele; in zijne voortdurende differentiaties is het al toch steeds weer één. Stelselmatig probeert men dit mysterie te verloochenen...

A

Genoeg, genoeg! Zo is het goed!!!

B

of in de woorden van Kok:

 

HET VOORHANGSEL VAN SCHIJNFEITEN

Het gedachtegoed van Antony Kok past in een filosofische manier van denken dat rond de vorige eeuwwisseling gangbaar was: het is zeer idealistisch en grossiert in metafysische uitspraken. Tegelijkertijd - en hier komt ook ónze tijd in beeld - verzet het zich tegen de dominantie van een (natuur)wetenschappelijk wereldbeeld waarin alle typen uitspraken die niet zijn te herleiden tot experimenteel- empirische waarnemingen, per hypothese verkregen wetmatigheden, of causale verklaringen, worden gediskwalificeerd. Filosofische, morele, religieuze en esthetische, kortom alle evaluerende uitspraken, komen op het tweede of derde plan of verdwijnen steeds meer naar de achtergrond.

A

Men heeft de schematisch theoretische bezinning der voor de koortsige hersenschimmen des levens minder voelende “philosophische denkers” menigmaal eene schijnwetenschap genoemd: in de moderne zogenoemde Natuurwetenschap hebben wij de reusachtige verwerkelijking eener wetenschap van den onredelijke schijn.

B

...onredelijke schijn?

A

“Natuurgeleerden” en dezulken, die met natuurgeleerden, wars van “Mystiek, Religie, Poëzie”, sympathizeeren, zullen zich op den duur hebben neer te leggen bij het inzicht, dat alle voorwerpswaarnemingen getrokken leeringen, hoe voortreffelijk en toepasselijk ook als gedachte samenvattingen en omschrijvingen van verhoudingen op het voorhangsel van schijndingen en schijnfeiten, ons in zich zelven omtrent het wezen en den waren zin des wereldloops nog geen titel of jota leeren, dat de wezenlijke wereldorde in optisch imaginaire symbolen niet eens als vraagstuk wordt gesteld, en natuurkundige gevolgtrekkingen en vermoedens zelfs van maar blootelijk te gissen geldigheid in alle gevallen op eene vergelijking tussen objectieve en subjectieve gegevens dienen gegrond te zijn.

B

?...In Holland spreekt men Bollands...!!

A

 

 

Van dit standpunt, mijnheertje, beoordele men voortaan beweringen, onderstellingen vermoedens als deze, dat de Stof onwezenlijke voorstellingsinhoud en het wezen der wereld onlichamelijk is, dat de wereldkrachten wel allen strevingen zullen wezen, en dat de regeling der absolute of alomtegenwoordige werkelijkheid allicht de eenheid is van helderziende doelbeoging en oorzakelijk verband in de redelijk onredelijke veranderingen van eenen met zich zelf in tweestrijd geraakten en naar zelfverzoening trachtenden absoluten Geest. Oneindig is het goddelijke en onbegrijpelijk, en het enige wat ervan te begrijpen valt, is deszelfs oneindigheid en onbegrijpelijkheid

B

Wat voor ons verschijnt is altoos slechts dissolving view
van creatuurlijk beperkte openbaringen of uitingswijzen; wat in ons spreekt blijft onbevredigende en onbestaanbare uitkomst van een streven om het Onbepaalbare in gedachten toch weer te bepalen. Maar temidden van die onbepaalbaarheid, door al die onbestaanbaarheden henen, speuren wij toch eene ontastbare, evanescente, en toch alweer opdoemende Idee van Harmonie als duizendvormig postulaat van heel ons geestesleven, eene nooit gehoorde in alles vernomene stem die het waarlijk Redelijke, het eindelijk Bestaanbare wil, en uit verdeeldheid en veranderlijkheid geraken wil tot eenheid, rust, bestendigheid. Wat dan overgezet in de taal van zedelijk gemoedsleven, wil zeggen, dat er een god in onzen boezem spreekt als heilige en liefderijke macht, die naar de deugd ons trekt, die haat en strijd en moord op wil heffen, om wil zetten in den vrede, waarin geen tijd meer zal zijn, en de eenige goedheid waarlijk alles in allen weer zal zijn.

A

Et voilá, mijnheertje. Voortreffelijk gesproken!
De grensbegrippen waarheen onze uit het Ongekende op zinnelijke voorwaarden tot bewustzijn komende geest zich gedrongen voelt, de vormbegrenzingen van het voorwerpelijk gegevene te overschrijden, om er dan zijn eigenen onlichamelijkheid, zijne onzinnelijke en onruimtelijke afkomst aan te leeren beseffen en tevens de moorddadig verdeelde gebeurtenissen in de Ruimte als iets onredelijks af te leeren wijzen. Al aanstonds het feit, dat in weerwil der volslagen onaanschouwelijkheid en het zuivere punt zelfs het gewoonste verstand toch met des zelfs begrip volmaakt vertrouwd blijkt en wij met punten in de Ruimte dagelijks rekenen, moet op zich zelf reeds tot het inzicht leiden, dat de lichamelijke uitgebreidheid bij allen schijn des tegendeels niet ons eigen innerlijk wezen is; deze verloochening immers van lichaam, stof en ruimte is juist daardoor mogelijk, dat eigenlijk het
ruimteloze en onlichamelijke het wezen onzer eigenen bewustheid uitmaakt.

B

Aha, u bedoelt: wij zelven stellen ons als strevende, voelende en denkende afzonderlijkheden in de plaats van het punt, omdat wij in de kern van ons bestaan als geestelijke wezens zonder eenige afmeting zijn? U bedoelt: in de zelfgewisheid onzer bezinning gevoelen wij ons van objectieve ruimte vulsels volstrektelijk onderscheiden, eene bezinning, welke zich laat verscherpen tot het besef, dat alle lichamelijkheid niet dan onredelijke vertoning van eigenlijk onlichamelijk vermogen is?, ..u bedoelt, dat er van eene ruimte vullende zelfstandigheid “verdeelde stof” geene sprake dient te wezen, en dat de ruimteloosheid of onlichamelijkheid en onstoffelijkheid van ons eigenlijk wezen een onontkoombaar aperçu is van ons denken als zij aan“natuurwetenschappelijke”, zegge zonder inkeer naar buiten turende, ondervinding zich onverbiddelijk blijft onttrekken?

A

Absoluut, mijnheertje! Neem bijvoorbeeld een kunstwerk. Waarom is een abstract kunstwerk te verkiezen boven een kunstwerk volgens de natuur?

B

Interessante vraag, inderdaad... de filosoof Antony Kok, u weet wel, van de Stijl, zegt hierover “Het abstracte kunstwerk heeft dit voor boven het kunstwerk volgens de natuur, dat het, door vrij te zijn geworden van de onbestemde natuurvormen, als voorstelling onafhankelijk is en daardoor zuiver het geestelijke kan weerspiegelen. Het “abstract – reële” kunstwerk grijpt het hoogst en krachtigst naar den zuiveren geest. Het natuurlijke, schoonheid, leelijkheid – is steeds gebonden aan tragiek. Maar kunst is geest, is ontroering zelve, zij is ontroering door aanschouwing van het eeuwige, het vrije, het universeele, het geestelijke." Mysterie!

A

Stop! Stop! Stop! Het klinkt alsof deze heer, ....wat is de naam ook weer?

B

Kok, Antony Kok

A

deze ...volstrekt onbeduidende filosoof, aan hogere mystiek doet...zuivere geest...aanschouwing van het eeuwige, universele, geestelijke...maar toch...inderdaad.. ik moet

zeggen... hij bedoelt waarschijnlijk: het mysterie is nooit te

 

 

begrijpen want het is het onbegrijpelijke zelf. Maar het mysterie is wel te aanschouwen, zo bewust te aanschouwen, dat wij zijn wezen construeren kunnen van innerlijkheid uit. Zo staat de mens tegenover alle werkelijke schoonheid: hij begrijpt haar niet, maar hij ziet haar, hij doorziet haar, hij aanschouwt haar, hij bewondert haar. Te begrijpen is het mysterie als zodanig niet. Vanaf het ogenblik af, dat ik het mysterie begrijpen zou d.i. dat ik het mysterie zelf uiteen en ineen gedacht zou hebben in samenstellende “bestanddelen” of zou erkennen als niets anders dan dan een schakel van een uiteen- of ineen gedachte reeks van oorzaken en gevolgen- van dat ogenblik af zou het mysterie ophouden mysterie te zijn. Zo zou alle schoonheid ophouden schoonheid te zijn al ik, tot hoogste kennis van haar wezen haar had “in bestanddelen ontleed” of oorzakelijk verklaard”. De mens moet wel veel begrepen hebben vóórdat hij het mysterie positief, d.i. in volledige bewustheid en volledige helderheid aanschouwen kan: hij is hier toe alleen in staat wanneer in hem de apprehensie der Eeuwigheid wordt veroorzaakt.

B

Juist,dat bedoel ik, volkomen juist ja, et voilà...apprehensie der Eeuwigheid..., ik ben onder de indruk! "Armen, die genoemde ontroeringen niet kennen, spreken van vaagheid, voor hen is alles gescheiden en de helderheid der ontroering zien zij aan voor zwaren mist. Door hunne verwarring wordt alles tot chaos. Zij onderscheiden niet meer, doordat zij alles scheiden... " Dit zegt Antony Kok althans!

A

Genoeg! Genoeg! Genoeg Kok! Zo kan-ie wel weer met Kok! Maar het is juist: het verstand schiet geheel tekort reeds tegenover allerlei onredelijkheden van het gegevene, laat staan dat het zoude mogen beslissen aangaande wat nog achter de verschijnselen steken mag...Heeft u eigenlijk wel verstand mijnheertje, denkt u?

B

Pardon?... Verstand?... Ach, verstand...De werkelijkheid als zoodanig is noch binnen noch buiten deze of genen kring “verstandig” te begrijpen; zij is veeleer ondenkbaar, terzelfder tijd zelfs dat zij wordt gedacht; wel wenschen wij ze met ons redeneerend denken te peilen en doorgronden, een wenschen dat in weerwil van bezinning voort blijft duren, doch met dat redenerend denken, het eenige dat wij “ter begrijping” hebben, lijden wij in beginsel en onvermijdelijk schipbreuk.

A

Opnieuw een heel verstandig woord van u, mijnheertje, bepaald geen onschuldig gekakel of prealabel gezwatel. Klaarheid zal

niet komen door woorden alleen. Zij moet komen door overgave en bewustwording van het hoogste in ons, en zeker ook in u.

B

Dit zegt Antony Kok in precies dezelfde bewoordingen!! weet u wel dat u plagiaat pleegt? U doet alsof u hem niet kent. Ik had u voor beter gehouden!

A

Ach, plagiaat..men helpt elkander in dit ondermaanse...

B

Goed...Soit.. het zij u vergeven...
Wat in zuivere redelijkheid bestond ware te aanschouwen noch

te bepalen of te wijzigen; het bleve eenheid zonder grootheid of hoeveelheid, getalloze onbegrensdheid zonder afzonderlijkheid, waarin geen heden stake noch verleden ofte toekomst, eene aleenheid zonder eigenschap of quantiteit, eene alomtegenwoordigheid zonder hier of daar, eene eeuwigheid zonder onderscheid van altoos ende nooit. En zulk eene gedachte is eene ongedachte, die toch zoo weinig ondenkbaar is, dat wij, zoals wij zijn, er ieder oogenblik van ons bestaan in leven, want de onveranderlijke geldigheid der denknormen bestaat in onze bewustheid altoos end’ alom. En toch weer nooit ofte nergens in den zin van afzonderlijk aanwijsbare waarneembaarheid.

A

Zei U net niet: In Holland spreekt men Bollands....Van uw eigen praalzuchtige woordenrijen en hobbelige kameelzinnen raakt men eveneens behoorlijk buiten zijn westen gespinseld! Zegt u alstublieft klip en klaar wat u bedoelt, mijnheertje!

B

Goed! Vergeleken met gegevens van waarneming en gewaarwording valt het zuiver redelijke, het eeuwige en alomtegenwoordige, met het niet-zijnde ineen, en dit terwijl de Rede de aldoor veranderende afzonderlijkheden der werkelijkheid slechts als eene schijnvertoning van onbestaanbaarheden kan laten gelden. In de zelfbeweging van de met menschelijk bewustzijn gadegeslagene werkelijkheid staat onophoudelijk en naar alle zijden het gedachte in iets anders om, in eene enkele groote zelfonderscheiding van het eene en samenvalling van het vele; in zijne voortdurende differentiaties is het al toch steeds weer één. Stelselmatig probeert men dit mysterie te verloochenen...

A

Genoeg, genoeg! Zo is het goed!!!

B

of in de woorden van Kok: "Wij ademen...

leven wandelen in raadselen

Er zijn ogenblikken... bij de één langer

bij den ander korter bij de één bewust

bij de meesten onbewust bij den één veelvuldig

bij den ander zeldzaam bij niemand voortdurend

bij niemand nooit

er zijn ogenblikken, dat de geest met klaarheid in de dingen schouwt

het zal u niet baten te dwingen te eischen,

dat de diepte zich opene schouw in uzelf

wacht

wacht

wacht

wacht

wachten

wachten

wek

wak

wek

wak

wachten

 apostel in dienst van de Gnosis

ANTONY KOK ( 3 )

postuum interview met Antony kok naar aanleiding van diens „Ganymedes en Johannes”, een verzameling van zo’n kleine 2000 aforismen.

M
Goedemiddag, mijnheer Kok, graag zou ik u willen spreken over uw verzameling ongepubliceerde aforismen, die in 3 mappen zijn ondergebracht in het Letterkundig Museum in Den Haag.
Ik heb niet de illusie dat ik mij in uw situatie kan verplaatsen. Daarom lijkt het mij voor de gelegenheid het beste een gefingeerd gesprek met u aan te gaan, waarbij u, met uw welnemen, uitsluitend en letterlijk gebruik zult maken van uw eigen uitspraken, die u in uw aforismen-verzameling „Ganymedes en Johannes” hebt gedaan. Bijkomend voordeel is dat de lezer een voorproefje krijgt uit uw grote verzameling, maar dit terzijde.

K
Bedenk, als gij een MENS ontmoet, dat gij die mens zelf zijt, ongeacht of gij elkander groet, doch onder andere omstandigheden levende. Dan zal hij u even lief of even vreemd zijn als gij zelve zijt. Stelt gij u zo naast uw medemens, dan zal het hogere van u beiden, in andere verhoudingen, u van elkander niet scheiden.

M
Daar kan ik mij wel in vinden. Vooral dat „hogere” interesseert mij...Maar het hogere bestaat niet zonder het la...

K
Dat de mensen broeders zijn, blijkt uit hun gestalte. Dat zij het niet zijn uit de vraag: ben ik mijn broeders hoeder? En dat nog wel aan God, met andere woorden, terwijl ze elkaar aankijken, zien ze elkander niet.

M
Het is „fout”, zegt u in een ander aforisme, éénheid te zoeken bij het lagere, omdat éénheid altijd gericht blijft op het hogere. Hoezo eigenlijk?

K
Het is dwaas te menen dat er geen hoger leven is dan wij kennen. Waar streven wij dan naar?....Liefde is wil tot eeuwig leven...Haat is stinkend kwaad. Ons lot zou onvoorstelbaar ellendig wezen, indien men met de Liefde zuinig zou moeten wezen.

M
Nogal wat aforismen van u gaan over de liefde...

K
Wij zijn en worden verplicht onpersoonlijk, dus ook persoonlijk, lief te hebben met geheel onze ziel, ons hart en handen. Haten zullen wij dan vanzelf wel laten. Aan liefhebben is geen einde, maar aan beminnen geen beginnen...Liefhebben met de ogen doet hoofdzakelijk het hart, liefhebben met de oren is het heerlijkst wat men kan horen, liefhebben met de gehele ziel is een elkander inademend doordringen met en van een onbeschrijflijke zaligheid. Het eerste is en doet het Licht. Het tweede is en doet het Woord, het derde is en doet de Geest. Deze Drie-éénheid is en doet leven zoals God het ons heeft gegeven.

M
Zoals God het ons heeft gegeven, zegt u, hoe weet u dat zo zeker?

K

Door God, die Liefde is, kunnen wij liefhebben. Door God die Waarheid is, kunnen wij wijsheid bezitten. Door God die Geest is, kan Geest door Wil en Ziel in eeuwigheid doen leven.

M
Voor u is het kennelijk evident...

K
Wie van „God-bewijzen” praat heeft een glimlach op het gelaat. Wie over God spreekt, spreekt klaar en duidelijk. Zo spreken is moeilijk of niet, want spreken is verward. Indien gij God wilt horen, moet gij „zwijgen”. En, denk er aan, ook „zwijgen” verstaan.

M
Oké, maar u heeft over God allesbehalve gezwegen! Integendeel, uw meest frequente en tevens het eigenlijke onderwerp van uw aforismen is God. Is dat niet in tegenspraak met elkaar? God is voor u het hoogste goed dat een mens kan ambiëren en misschien is er inderdaad ook niets belangrijker dan religie, dat zou kunnen, dat weet ik niet, wel vind ik het tamelijk potsierlijk en gedateerd aandoen om over God te praten alsof het de normaalste zaak van de wereld is, althans voor iemand als ik die na de oorlog geboren is, dat wil zeggen WO 2

K
goddelijk is het ideale normale

M O

K
Het ideaal van de Homo Sapiens is God en onsterfelijkheid en het symbool, de Roos, de Bijbel, de Circel. Het ideaal van de Homo Faber is gelukzaligheid en het symbool de zwembroek, de stemvork, de vliegmachine en om nog eens op God terug te komen: die naam gebruiken kan niet alleen ijdel, oneerbiedig voor velen zelfs onuitstaanbaar en kwetsend zijn. Het is vaak moeilijk wat op de lippen ligt te zwijgen.

M
Ja, dat snap ik en wat de homo sapiens betreft, ook heden ten dage schrijft men hem nog steeds idealen toe als: de verwerkelijking van wijsheid, het streven naar belangeloze kennis, de schepping van schoonheid, allemaal zaken, die u waarschijnlijk graag wilt onderschrijven, al was het maar omdat ze, evenals in uw tijd, het definitief dreigen af te leggen tegen de cultuur van een gecommercialiseerde en geïndividualiseerde consumptiemaatschappij. Alleen, deze idealen koestert men tegenwoordig zonder transcendente legitimatie. God en onsterfelijkheid zijn voor ons versleten begrippen geworden. Voor ons is God dood, om met Nietzsche te spreken. Vreemd dat u het nooit over hem hebt trouwens...Ja u citeert hem één keer, geloof ik...

K
het probleem der problemen is: „god en de onsterfelijkheid”

M
En de idealen, waar ik het over had?

K
Televisie, radio, honden en katten en autogetoet in overvloed zijn verschrikkelijk ellendige tekenen van algemene armoede. Is het erg, als ik langzaam hardop zeg: De Kalverstraat is een langzaam vloeiende riool?....Kunst dient door schoonheid Vreugde te brengen. Wetenschap door Wijsheid ellende te verzachten. Méér onvergankelijkheid en gelukzaligheid moet men zonder God niet verwachten.

M

En de Roos, de Bijbel, de Circel dan? Wat moet ik daarmee?

K
De Rozenkruiser heeft verstand van zaken die, terecht, de anderen telkens kwijt raken. Beweren „Ieder kan naar eigen geloof zalig worden”, geeft allen het recht naar eigendunk te blijven wat ze zijn, nl. te te volharden in het ongeloof. Dezulken zijn met schijn van recht, dat welhaast overal erkend en toegepast wordt, ziende blind en horend doof.

M
U bent nogal zeker van uw zaak, en, als ik u zo hoor, ook nogal...exclusief...

K
Zij, die hun licht niet onder de korenmaat zetten, werpen soms paarlen voor de zwijnen...Een rozenkruiserhoed staat niet iedereen goed.

M
Nee, ook met de massa heeft u volgens mij niet veel op...

K
Ga naar markt, beurs, kerk en hof. Ziet toe en hoor. Indien gij zien en horen kunt, zult gij het verachtelijke herkennen. Maar zo ge zelf gepeupel zijt, zult gij geen gepeupel zien of horen. Dit kenmerkt het gepeupel dat het zich zelf niet ziet. Het leven is wel een lust, maar waar het gepeupel meedrinkt zijn alle bronnen vergiftigd ( Nietzsche)
Vanwaar heeft het gepeupel dat gif?
Van het het hof, de kerk, de beurs, de markt.

M
Ik wil nog even terug naar de Circel...

K
Geometrische figuren hebben geen inhoud, aan hun vorm is niets te veranderen. Ze zijn dood, maar ze zijn goed te gebruiken en nuttig. Zij kunnen alleen gedacht worden tussen stof en geest. Door hun volmaaktheid zijn zij absoluut waarheid zonder werkelijkheid.

M
Ja, zoals u weet is de circel volgens de speculaties van de platoonse filosofie de meest volmaakte vorm en daarmee het symbool van volmaaktheid en volkomenheid. In de christelijk-hermetische filosofie wordt God als circel met een alomtegenwoordig middelpunt beschreven, waarvan de omtrek nergens is. „Deus est circulus cuius est ubique, circumferentia vero nusquam”. Aan de circel valt begin noch einde, richting, noch oriëntering af te lezen...het is kennis, afkomstig uit oude esoterische tradities uit Egypte...U kent ongetwijfeld Hermes Trismegistus, u weet wel de auteur van het Corpus Herme....

K
Het wezen van Twee is Één
In, uit, van elkander
Hermes en Pymander... Het volkomene is in, bestaat uit Alomtegenwoordigheid. Het volkomene is hoogste vorm, kan de ziel beleven, wanneer haar bewustzijn rijp is geworden tot Geest. Dan is men in staat het levend water te geven en te nemen ten leve. Dan is men geworden tot profeet, apostel, magiër in dienst van de Gnosis, in dienst van de Heer, in eeuwigheid tot Gods eer.

M
Ik heb sterk de indruk dat u het nu over uzelf heeft. God en eeuwigheid, de goede oude metafysica. In uw aforismen zijn ze onafscheidelijk, maar in onze dagen is zo’n filosofie-helaas voor u- niet meer 
mogelijk.

K
De wil van God is wet. Heerlijk is het knappende dat tegenstreeft en al tegenstrevend zich gewonnen geeft.

M
Oké, maar intussen twijfelt u zelf geen seconde en dat klinkt anno 2016 op z’n zachtst gezegd nogal...blasfemisch.

K
Te weten of te zeggen „wat God niet is”, dus negatieve Godskennis, is niet te vergelijken met wat „God wel is”, dus positieve Godskennis.

M
Precies, alleen waardeer ik, in tegenstelling tot u, negatieve Godskennis wel positief en eigenlijk als de enig mogelijke. Maar goed, legt u het dan eens uit als u het dan zo goed weet.

K
Daar wijzelf en voor ons alle dingen een zijde en een keerzijde hebben, ontgaat het ons vernuft in te zien dat zij beiden gelijk zijn. Maar de rede zegt ons dat beiden één zijn (Tegendelig zijn) Want gelijkheid is éénheid, eeuwigheid en de zijde en de keerzijde is verscheidenheid, veranderlijkheid, tijdelijkheid...

M
U wilt nog iets zeggen? Gaat u verder a.u.b.

K
Zij wier verlangen naar Éénheid, welk verlangen de hoogste liefde is, niet door zelfkennis, d.i. inzicht in eigen onvolmaaktheid wordt begeleid, worden slachtoffer. De REDE alleen is in de mens het bewustzijn van het Goddelijke, van het volmaakte in hem, hem tegelijkertijd daarbij inzicht gevende in zijn eigen onvolmaaktheid als gevolg van zijn individualiteit, welke individualiteit de veelheid tot inhoud heeft, welke veelheid oorzaak is van het niet volmaakt kunnen kennen van de Eenheid, welke Eenheid God is.

M
Vandaar de nadruk die u legt op het abstraheren, nl van de individualiteit en de veelheid....

K
Het abstracte is zowel het fundamentele als het essentiële.

M
U zegt het.

K
Bedenk steeds dat het niet wezenlijke slechts mag zijn middel om het wezenlijke, dat in alles en allen is, tot ontplooiing te brengen.

M
Maar terug naar de rede en de redelijkheid met uw goedvinden. IK heb nl. toch sterk het vermoeden dat uw overtuiging berust op een variant van de klassieke metafysica en de daarmee corresponderende theologie.

 

 

K
Het inzicht in het strijdkarakter van het individu als levend wezen en in de ontwikkeling, ontstaan en vergaan van de soorten, tonen ons duidelijk dat het Redelijk denken boven tijd en ruimte staat, het laat ons een blik werpen in de eeuwigheid, omdat het zelf eeuwig is...Dàt denken is uit God en verbindt het al, door zijn Goddelijke logica tot Één. Door onze onvolmaaktheid zijn wij niet bij machte deze Éénheid te overzien...Het geestelijk inzicht ziet hierin slechts de eeuwige strijd. In die eeuwige strijd naar Eenheid zal een punt komen dat alle verschil zal zijn opgegaan in gelijkheid, in Eenheid. Deze Eenheid-toestand zal echter op hetzelfde ogenblik ophouden te bestaan door de wet van afstoting van het gelijke. Dat is de overschrijding van het positieve gebied naar het negatieve gebied... Dáár, bij die overschrijding, bij dat tegelijk Eenheid en weer Tweeheid worden, zwijgt Zij ( de Rede). Ze antwoordt mij: „Gij zijt niet volmaakt”.

M
Klinkt inderdaad erg abstract en voor u dus erg redelijk...

K
Zodra wij onze samenstelling doorzien, doorgrond hebben, vallen alle Dingen an sich, die ons vreemd zijn, van ons af en blijft over ons ego als een geestelijk wezen, dat begrijpt, voelt en weet, dat verklaart en verklaard is, zichzelf ziet, los van de stof, waarlangs de ziel is opgeworsteld om zich zelf steeds duidelijker voor de geest te staan en waarbij de grove vorm stof tenslotte verdwijnt als zijnde een schijnbestaan, verbonden aan het onvolmaakt zijn, van ons wezen dezerzijds.

M
U hebt wel een erg duidelijk beeld van hoe de wereld in elkaar zit en waar het met ons naar toe moet. Al met al is uw wereldbeeld m.i. sterk op (neo-)platoonse leest geschoeid. Op een gegeven moment heeft u het zelfs over een „ stoffelijk hulsel van een ziel in een lichaam”, of, zoals net, over een ziel, los van de stof, „waarlangs de ziel is opgeworsteld” etc. Kortom, u denkt volgens een oeroud, dualistisch schema, de basis van uw geestelijke bagage: God als laatste grond en „ratio” van alles wat bestaat, met de „stof” ( lees: de materie, het lichaam) als laagste „zijnde” in rang.
U zegt wel: „Philosophen en theologen, welke liefde koestert gij? Zijt gij al zover, dat gij Haar kunt verdragen? Zijt gij gezond gebleven en is uw ziel niet verbrand door verstand”, maar moet u voor de aardigheid nu eens uzelf horen: ” Om de mens te leren, te doen begrijpen dat naast het onsterfelijke ook het sterfelijke bestaat, daarvoor was de Val in het Plan Gods door de Logos reeds begrepen.” Plan Gods!...Logos!...de geplande Val!!...
Vult u zelf maar aan!

K
Om de drievoudige Logos mogelijk te maken en als werkelijkheid in het Plan Gods te doen bestaan, te zien, te horen en te ervaren was het Godsdenkbeeld van de Val noodzakelijk ten einde tot kennis van God, dat is de Waarheid te komen.

M
U durft! Niet alleen gepland, maar zelfs „noodzakelijk”! Het lijkt Hegel wel!...Wat overigens niet gek is. Zo’n beetje iedereen in uw tijd was aan het „hegelen”. Maar goed! Kennis van het Plan Gods, daar is het u uiteindelijk allemaal om te doen..

K
Kracht ontvangen hebbende met kennis van het plan Gods voor ogen, kan men de zekerheid hebben verkregen in staat te zijn te kunnen onderzoeken om te weten waarin en waardoor godsdienst, kunst en wetenschap te kort schieten, te kort moeten schieten, waarvoor en waardoor zij als drie-eenheid van de natuur des doods bestaan en in en door het gekomen zijnde Universele Licht Gods ondergaan.

M

Dat schreef u in januari 1965. Een zin waarin u wel héél hoog van de toren blaast, bovendien een draak van een zin, waarbij ik het gevoel kreeg, „dat een oude, knokige hand met een draaiende beweging mijn hersenen uit mijn hoofd schroefde”, om het maar eens met Robert Musil te zeggen.Heeft u die wel eens gelezen trouwens?

K ?....

M
Maar om terug te komen op uw Plan Gods: soms lijkt U wel een katholieke of protestantse theoloog van de oude stempel!
U heeft niet veel op met christelijke theologen en met de (christelijke) godsdienst, dwz met het kerkelijk instituut met al zijn rituelen en dogma’s: uw streven is erop gericht, boven alle geïnstitutionaliseerde geloofsverdeeldheid uit, het goddelijke te “aanschouwen”, zoal het in uw tijd heet, precies zoals u indertijd ( toen u voor De Stijl schreef), in het absolute uw universele esthetische principes zocht.

K ?...

M

Eigenlijk bent u in uw visie geen steek veranderd..In de ene, universele religie die u bepleit,( eenheid was van het begin af aan een belangrijk thema voor u) en -dat moet gezegd- in de Broederschap van het Rozenkruis in praktijk bracht, gaat het om boventijdelijke en bovenruimtelijke kennis.Het feitelijke en individuele ( het „verdeelde”) is en was in uw visie slechts bijkomstig. Het vormt geen bron van nieuwe informatie, maar is hoogstens een opstapje naar en “symbool” van het algemene, dat het wezenlijke uitmaakt van de dingen. In uw visie herken ik een oeroude van oorsprong Grieks- Egyptische wijze van denken, die voor het latere christendom van enorme betekenis is geweest. Daarin is de tijd, onze tijd, de historische tijd, oorzaak van verval ( de „Val”!) en verdeeldheid. Veelheid versus eenheid is sowieso hèt thema van de klassieke filosofie. Ook voor u is kennen: op zoek gaan naar de eenheid van alles, uiteindelijk culminerend in de kennis van Gods (eeuwige) eigenschappen zoals onveranderlijkheid, onbeweeglijkheid, alomtegenwoordigheid, waarheid, werkelijkheid, onsterfelijkheid, gelukzaligheid, goedheid, eenheid en liefde. Een “alomtegenwoor...”

K
Het nu van ons behoort aan en tot het Nu der Eeuwigheid. Het is in Wezen eeuwig buiten ruimte en buiten tijd. Het is zowel van mij als iedereen, niet meer dan een steen.

M
Ja, ja. Ik begrijp u wel, allemaal evidente kennis, die kan worden geschouwd via de „godsvonk in ons hart”..Zo noemt u dat. U kent al deze dingen...hoe zal ik het zeggen...apriori...uit een soort innerlijke verlichting, als ik u goed begrijp?

K
Door Goedheid en Schoonheid Tweeënig in Gelukzaligheid door Wijsheid in Volmaaktheid Drieënig, gekroond door Waarheid wordt het Universum als God’s Domein eeuwig in Onvergankelijkheid door Zijn in Licht, Liefde, Leven onsterfelijk geworden Schepselen bewoond. De goedheid en schoonheid is..

M
Sorry, dat ik u onderbreek, mijnheer Kok, maar ik wil nog even terug naar het begin, dwz naar naar uw „Denkextracten”, uw filosofische bijdragen aan het tijdschrift De Stijl, de tijd dat u samen met uw vriend Theo van Doesburg, de noodzaak van een andere, meer abstracte en universelere cultuur 
voorstond en dat u...

K
Het criterium van het abstracte is een „alomtegenwoordigheid”, een los zijn van tijd en ruimtelijkheid.

M
Precies! Uw artistiek en levensbeschouwelijk credo! Later voorzien van een filosofie, die al sinds Plato onze cultuur heeft vorm gegeven en die is samen te vatten met het woord van Hermes Trismegistus: „verheft u boven alles en wordt eeuwig”. U stamt uit een eeuwenoude christelijke traditie en geheel in overeenstemming met de tijdgeest heeft u uw overtuiging in het jargon van een esoterisch- christelijke terminologie gegoten. U heeft altijd wantrouwend en afwijzend gestaan tegenover de geïnstitutionaliseerde christelijke godsdienst.

K ?...

M
U heeft, zeker in het laatste kwart van uw lange leven, geloofd in een direct contact met God. God zelf mocht dan misschien niet bereikbaar zijn, u kende wel zo’n beetje alle eigenschappen van God. Dat-ie überhaupt bestond was voor u een uitgemaakte zaak.Maar u ging nog een stapte verder met de kennis van God: bij de Rozenkruizers werd het metafysisch „schouwen” waarvoor u van meet af aan best wel aanleg bezat, ook nog een schouwen „more geometrico”, nl. als kennis van en inzicht in de verhoudingen tussen de getallen. Uw kennis van het goddelijke werd alsmaar „rationeler”!!

K
Die als 5 door 2 in wezen 3 als 7 voor 9 leven zijn door God als zegen aan ons allen in Zijn Plan gegeven, God is Ja, Één. Het van A tot Z neen bewijst het. 10 = 3 + 7 d.w.z. Leven.

M
Ja, ja, al goed...
Voor ons die nu leven is zo’n god moeilijk te pruimen. Tijd, ruimte, geschiedenis zijn allang geen onbetekenende factoren meer, waarvan geabstraheerd kan en moet worden. Het begrijpen van de wereld om ons heen volgens een „esprit de geometrie” ligt ons al helemaal niet of het zou de digitale wereld moeten zijn. Niet de wereld van DADA, maar van DATA!

K
De robot is geen god!

M
Mee eens, mijnheer Kok...Misschien hebben we wel meer gemeen dan u denkt...

K
De klokken, die aeonenlang ketenden de onwetenden, gaan Nu anders geworden, anders makend
( dat en wat geen wonder is) de ontelbaren verlossen van de ketenen.Zij die door dit Roepen wakker zijn geworden, horen, begrijpen en verstaan. Doch nu niet meer door op trommelvliezen acht te slaan. Doch door de Roep van de zeven, acht of negen, wordt in en door hart en hoofd en ziel en handen, klaar en duidelijk, hoog en diep Nu voelbaar meetrillend verstaan. Gehoorzaam wordend luisterend willen zij. Zij zullen de begeertenkluisters breken van kracht, en machteloos zo onvoorstelbaar voos en loos bestaan, en dóór en ook reeds vóór de daad, vergaat door Liefd’ en Inzicht alle kwaad en alle haat. Neutraal, door overgave aan de Gnosis zijn wij in staat tot het verdragen van al wat boos is.

M
Ja, nu weet ik het wel, mijnheer Kok. Wat ik reeds vermoedde: er zit een oude gnostische priester in u verborgen...Misschien zelfs wel een theoloog! Ik heb niets tegen die mensen, maar wilt u in het vervolg...

K

De inhoud van de theologie is slangengekronkel geworden. Pluto zal nu de gifkoppen de koppen splijten en afbijten. De religie is geen vak. Er zouden geen cijfers kunnen worden gegeven. Theologie is een vak met veel cijfers.

M
...maar wilt u in het vervolg wat minder waarheden debiteren, of althans uw overtuiging met wat minder waarheidspretentie tot uitdrukking brengen? Dat praat makkelijker. U geeft voortdurend de indruk de waarheid in pacht te hebben. Ik vind het prima, dat u er een christelijke levensovertuiging op na houdt...maar kunt u niet zonder een dergelijk ....waarheidspathos?

K
Goed bekeken is in de praktijk van het leven de goede verstandhouding wel het beste gebleken.

M
Dat is wat ik bedoel, dit is voor één keer een aforisme waar het godsdienstige niet van af druipt... Als u nu eens probeerde minder hoog van de toren te blazen...

K
Wie in enig godsdienstig bewustzijn staat, weet dat het om bevrijding gaat.

M
Bevrijding? Bevrijding? U heeft de hele santenkraam van het Rozenkruis kritiekloos overgenomen! Het is bizar en wrang dat u, die het universele, het absolute, het abstracte, de eenheid, de liefde en wat niet al, zocht, uiteindelijk belandt in het tegendeel: een obscuur religieus genootschap, dat ook tegenwoordig nog veel goed doet, het genootschap functioneert nog steeds -het toont het hedentendage zelfs interessante initiatieven in samenwerking met andere groeperingen in de samenleving- maar tegelijkertijd in toon en stijl toch veel kenmerken bezit van een soort sekte. Als u zich wat meer bescheiden zou opstellen, als u uw overtuiging zou uitdragen met wat minder waarheidspretenties... een samenleving als de onze die totaal wordt overheerst door markt en eigenbelang zou mensen als u goed kunnen gebruiken!... Het gaat in de religie toch niet zozeer om de juistheid van de overtuiging, als wel om de manier waarop die overtuiging gestalte krijgt in je leven...of niet soms?

K ?...

M
Denkt u dat u uw geloof niet anders kunt belijden dan op basis van een eeuwenoud stramien?

K
Geloven a priori gaat alle inzichten te boven.

M
Behalve dan de inzichten die u en detail en zelfs qua woordgebruik van het Rozenkruis overneemt! Of het moet zijn dat het gehele Rozenkruis berust op een geloven apriori...waar misschien veel voor te zeggen is.

K !!!!...

M
Daarom ook heeft u ook zo’n hekel aan de bestaande, geïnstitutionaliseerde godsdiensten. Maar, mijnheer Kok, die zíjn er nu nog steeds, met al hun riten, ceremoniën en andere hebbelijkheden...

K

Godsdienst, vaak kinderlijk
wordt kinderachtig hinderlijk
De Waarheid kan niet altijd werken Dat komt vooral door kerken

M
Dat is wat u in de armen drijft van weer een nieuw... kerkgenootschap, inclusief nieuwe riten en ceremoniën...Ach, eigenlijk waardeer ik uw geloof meer dan uw geloofsleer, om deze woorden maar eens te lozen in de trant van uw rijm-neurose...
Weet u wat ik opmerkelijk aan u vindt? Dat u een aantal aforismen hebt geschreven in de vorm van een gebed...

K
Sedert ik te bidden weet, blijf ik er soms midden in steken. Dit is voor mij een teken.

M
...is voor mij een teken van uw religieuze integriteit. Met de artistieke integriteit van uw aforismen heb ik veel meer moeite...maar misschien is het een idee uw aforismen op te vatten als een soort religieus dagboek..

K
aforismen zijn wenken of geschenken Zodra de aforismen verschijnen
zal veel onkunde verdwijnen.

M
Maar, mijnheer Kok, uw aforismen zijn nooit verschenen! En onkunde? Laten we het daar maar niet over hebben...
Graag zou ik tot slot nog even terug willen naar uw aforismen.
Een tijdgenoot van u, Ludwig Wittgenstein, richt zich, voor iemand die theologisch en metafysisch gezwets verafschuwt, opvallend vaak tot god. Bijvoorbeeld terwijl hij, als Oostenrijks soldaat aan het Oostfront in WO 1, wordt beschoten door Russische kanonnen. Hij schrijft: „ De zin van het leven, dat wil zeggen de zin van de wereld (...) kunnen we god noemen. Het gebed is de gedachte aan de zin van het leven.” Het bijhouden van een dagboek was voor Wittgenstein een soort ritueel, vergelijkbaar met het gebed van gelovige mensen voordat ze gaan slapen. Welnu, in dezelfde lijn zou je uw aforismen kunnen zien...Als u wilt kunt u dat opvatten als een veel te groot compliment!

K
Lees vooral geen aforismen voor zelden blijft men er wakker door.

M
Hoort in slaap vallen dan niet tot hetzelfde ritueel?

Mijnheer Kok, hartelijk dank voor het gesprek en misschien tot kijk!

 

Het aardvarken en het kwaad

 

Mrównik en Yrdumuzu waren de ouders van twee nakomelingen. De oudste, Dobby, was genoemd naar de gelijknamige figuur in de verhalen van Harry Potter. De jongste heette Heddae, zo genoemd naar de vlagstroom van de prikkeltijd waarin ook de moeder haar curriculum vitae had gedoopt. De wereld waarin de tijd rustig zijn rondjes draaide, was nog heel ver weg. Voorlopig moesten de ouders het zien te rooien zonder gedateerde beloftes op sterk water. Als Mrównik hardop droomde van een Groen Continuüm ( wat regelmatig het geval was ), was het Yrdumuzu die hem hardhandig uit de droom hielp.

Nee, over het algemeen was het een hard leven, overleven was voorlopig het hoogst bereikbare!

Mrównik en Yrdomuzu hadden nietsvermoedend gepaard onder de indruk als ze waren geraakt van elkaars lange tong. Dat was eens wat anders dan een portie mieren likken! 

Maar die tijd leek lang geleden. Ze brachten inmiddels volijverig de dagen door met het foerageren voor de kinderen. Ze leken wel op vogels, die ze zo vaak van dichtbij aan het werk zagen. Daar konden ze nog een voorbeeld aan nemen, hoewel, over het algemeen leefden de vogels overdag en aardvarkens ’s nachts. Dat was immers de tijd voor Mrównik en Yrdumuzu om op zoek te gaan naar mierennesten en termietenheuvels.Dobby en Heddae bleven dan geduldig in het hol onder de grond. 

 

Yrdumuzu had bij Mrównik op uitbreiding van het hol aangedrongen . Aanvankelijk had Yrdumuzu  gezinsuitbreiding nog willen uitstellen, maar ze was tegen Mrownik’s paardrift niet bestand gebleken. Dobby en Heddae hadden inmiddels ieder hun eigen holletje, maar er was nog genoeg ruimte voor eventuele uitbreiding van het gezin of voor bezoek van familieleden. 

Het hol bevond zich aan de rand van het bos. 

 

In de verbeelding van Mrównik vormde de zoom een mysterieuze plek: dáár op de grens, daar kon je ervaren wat het betekende om écht te leven: van de ene kant was het een plek waar je heel ver kon kijken en wegdromen, van de andere kant was de plek niet zonder gevaar vanwege  de roofdieren die ook in het bos woonden. Maar Mrównik was nogal avontuurlijk ingesteld. Voor Yrdumuzu lag dat anders: zij was erg bezorgd om de veiligheid van hun kinderen, temeer omdat vlakbij het hol het bos overging in landbouwgrond van mensdieren en vanouds vormden die een groot gevaar voor de familie aardvarken. Mensen konden zomaar besluiten om, wanneer het hun uitkwam, op een goeie dag een stuk bos te annexeren voor hun eigen bedrijvigheid. Het waren eigenaardige dieren, die dachten dat de hele wereld van hen was. Yrdumuzu haatte mensdieren.

De veiligheid van de kinderen was haar voornaamste zorg, maar al vlug wist ze dat  Mrównik’s verbeelding evenmin bevorderlijk was voor de veiligheid van haar gezin: die verbeelding ging nogal eens aan de loop met hem en dan wist je niet meer wat je aan hem had.

Mrównik droomde ervan samen met mensdieren van het Groene Continuüm ten strijde te trekken tegen de terreur van de blauwalg, dat was zijn ideaal. Toetreden tot het Leger van de Herstelde Orde, zoals de mensdieren dat noemden, dat leek hem het einde. Zittend aan de rand van het bos voorzag hij dat hij snel bewonderd zou worden om zijn moed. Hij droomde dat hij uiteindelijk werd toegelaten tot het Legioen van Eer wegens onsterfelijke verdienste in de strijd tegen alles wat een bedreiging vormde voor het Groene Continuüm. Dat ging binnenkort aanbreken, daar was hij zeker van, evenals veel mensdieren trouwens… 

Ambities genoeg! Stiekem was hij uit op aandacht van de andere aardvarkens, die zich ook in de strijd verdienstelijk wilden maken, maar daarvoor in tegenstelling tot Mrównik niet werden onderscheiden zouden worden…Mrównik was een hele piet, vond-ie.

Speciaal voelde hij zich aangetrokken tot een bijzonder onderdeel, BBB genaamd; dit onderdeel bond de strijd aan tegen de exorbitante groei van braam, brandnetel en bereklauw. Maar bramen waren stekelig, brandnetels vormden een verschrikking voor de dunne huid van aardvarkens en bereklauwen waren zijn ergste tegenstanders, alleen de naam al!  Hij wist dat ie weinig kans maakte; bovendien  zou hij sowieso worden afgekeurd vanwege zijn slecht ontwikkelde ogen. Daartegenover stond dat hij over een bijzonder goed ontwikkeld reukvermogen beschikte en op die manier kon worden ingezet in de strijd tegen de blauwalg. Mensdieren waren ook niet gek: een tot slaaf gemaakt aardvarken konden ze wel gebruiken. Hij mocht dan wel bang zijn van water, maar op grote afstand kon hij al ruiken waar zich dat goedje, de blauwalg bevond. Daarom, wist hij, zou hij nooit op zijn gezichtsvermogen alleen worden afgekeurd, hoewel dat in de meeste gevallen zeer gebruikelijk was. Mrównik hoefde alleen maar gebruik te maken van zijn uitzonderlijk reukvermogen: op grote afstand rook hij de blauwalg, ook al was in de verre omtrek geen water te bekennen. Meer zou hij niet te doen hebben. Hoe wilde je het hebben als aardvarken? Dit soort dromen en vergezichten haalde hij zich allemaal in het hoofd, als hij aan de rand van het bos voor zich uit zat te turen en weemoedig dacht aan de tijd die komen zou, wanneer het Groene Continuüm definitief was aangebroken.  

 

Yrdumuzu hield van Mrównik, misschien ook wel vanwege juist zijn dromerig karakter, hoewel dat soms grensde aan onnozelheid. Maar de strijd aanbinden met de blauwalg!… Het idee alleen al! Mrównik kon nog niet eens zwemmen. Hij was bang voor water en ziin ogen waren al helemaal niet zijn sterkste kant! Ze moest er smakelijk om lachen en en als aardvarkens lachen, bewegen ze hun snuit enkele keren snel heen en weer.

Yrdumuzu kon dan wel eens op hem mopperen, maar van de andere kant: de dromen van haar partner vond ze ook wel schattig, zo was hij nou eenmaal, maar als ze goed bij zichzelf te rade ging en dat deed ze regelmatig, vond ze die dromen maar een waardeloze vorm van luchtfietserij; ook dat hij zich liet gebruiken door de mensdieren om rotklusjes op te knappen, waar zij zelf hun neus voor ophaalden, was haar een doorn in het oog. Ze vond dat ver beneden de stand van een aardvarken…

Dat hele gedoe rond het Groene Continuüm stond haar trouwens tegen. In het begin had ze Mrównik tot andere gedachten proberen te berengen, maar niets hielp, want wat Mrównik in z’n kop had, dat ging er  moeilijk uit.

 

Dobby en Heddae gingen s‘nachts wel eens stiekem op pad, nieuwsgierig als ze waren naar de plekken waar hun ouders elke nacht naar toe gingen. Dat bezorgde Yrdumuzu veel slapeloze nachten en Mrównik maar dromen over zijn heldenrol in de gelederen van de Herstelde Orde…en dat allemaal ten dienste van het komende Groene Continuüm. Je begrijpt, dat gaf spanningen in het gezin en die werden niet altijd even vreedzaam opgelost. Het begon altijd met koeteren en tatewalen, maar vaak ging het van kwaad tot erger. Beide ouders gebruikten dan hun gespierde voorpoten om hun bedoelingen kracht bij te zetten. Ze krabten elkaar dan tot bloedens toe… 

 

Meestal zagen ze dan wel weer in, dat deze manier van ruzie maken weinig zin had. Bovendien vormden ze zo een gemakkelijke prooi voor roofdieren; vooral voor de gevaarlijke slangen, die overal in het bos leefden en zich soms ook via het land van de mensdieren in de buurt van het hol waagden. Het probleem was: slangen kon je niet zo goed ruiken als andere dieren. Het ruiken van mierennesten en termietenheuvels was geen probleem; zeker niet voor Yrdumuzu, die dat beter kon dan Mrównik, maar Mrównik had dan weer sterkere voorpoten en dat was weer gunstig voor het graven van holen.

Enfin… 

 

Slangen, ja, dat was een heel ander verhaal. 

 

Op een klaarlichte dag - iedereen lag lekker te slapen - gleed een duivelse gluiperd 

het hol binnen. Niemand had hem gehoord of geroken. Toen hij zijn grote goorbek opende in de richting van Dobby en Heddae, schrokken Mrównik en Yrdumuzu plotseling klaarwakker van zijn sissende geluid. Net op tijd!  Ze krabden met hun 

lange en sterke klauwen de gemene gladaal het vel van z’n lijf en joegen hem het hol uit, ondertussen grommend en blatend dat horen en zien verging. Voor het schuwe aardvarken was de slang het pure kwaad. Vervloekt waren ze, die slangen, onder alle dieren op aarde; niet voor niets kropen ze hun hele leven op hun buik door het stof. Ieder beest moest voor ze uitkijken. Zelfs grote roofdieren konden door slangen worden gewurgd en opgegeten. Stel je voor!

Straffen moest je ze eigenlijk, maar ja, hoe? Maar was daarmee het kwaad de wereld uit? Nee, natuurlijk niet!

Vanaf die dag bleven ze voor slangen op hun hoede en het is vooral aan Yrdumuzu’s lichte slaap, of beter gezegd, aan haar waakzaamheid te danken, dat het bezoek van de slang niet tot erger had geleid. Er was een orde hersteld, zeker, maar op een heel andere manier dan Mrównik in zijn hoofd had. Hij had zich het voorval erg aangetrokken en beloofde Yrdumuzu niet meer te gaan zitten dagdromen aan de rand van het bos. In plaats daarvan zou hij op zoek gaan naar slangennesten om korte metten te maken met het adderlijk gebroed. Yrdumuzu wilde het graag geloven, maar eerst zien en dan geloven! Ze stond erop dat hij zijn belofte nakwam en dan wist Mrównik wel hoe laat het was! Als je het met haar aan de stok kreeg, was ze niet voor de poes.

 

Intussen was het Mrównik ter ore gekomen, dat een grote groep mensdieren het voor de slangen opnam. Ze vonden dat er te weinig slangen waren om als soort te kunnen overleven en het Groene Continuüm zou niet compleet zijn zonder slangen. Voor- en tegenstanders van de slang gingen met elkaar op de vuist en mensdieren die met elkaar een conflict hadden moest je nooit onderschatten, mensen waren koppige dieren die een wrok jarenlang konden koesteren, zelfs nadat ze een conflict schijnbaar hadden uitgevochten. Zo ook in dit geval: de aanhangers van het Groene Continuüm deden er alles aan het leven van de tegenstanders zo zuur mogelijk te maken. Ze waren begonnen met het verspreiden van opzettelijke onwaarheden zoals bijvoorbeeld het fabeltje dat slangen uitsluitend gras aten of dat giftige slangen niet bestonden. Ze hekelden het idee van de slang als symbool van het kwaad, want in feite had je te maken met opvattingen van achterlijke christenen. Enzovoort enzovoort. 

 

Mrównik kwam in een lastig parket: van de ene kant had hij Yrdumuzu beloofd de strijd aan te binden met slangen die in de omgeving van het hol woonden, van de andere kant had hij ook begrip voor de natuurbeschermers van het Groene Continuüm. Hij had zich al jaren geleden geschaard achter de noodzaak en urgentie van hun streven, want was het niet zo, dat de mensdieren al veel te ver waren gegaan in hun hanige obsessie om de wereld naar hun hand te zetten ten koste van álle andere dieren, ook ten koste van zijn eigen familie, de aardvarkens? 

Mrównik raakte in verwarring, toen hij hoorde van het plan om jonge slangen uit te zetten in het bos met de bedoeling , zoals de mensdieren zeiden, “het evenwicht in de natuur te herstellen”. Ook werd gesproken over een “bedreigde populatie”, die “op uitsterven” zou staan.

Mrównik ging naar zijn favoriete plek aan de rand van het bos en dacht lang na. Hij wist dat zijn relatie met Yrdumuzu gevaar liep, als hij niet aan haar eis tegemoet kwam. Sommige dingen zijn onbespreekbaar en dit was er één van. De plannen van het Groene Continuüm vormden voor haar een absolute no go area, het idee van allemaal slangen in de buurt van haar hol alleen al! 

Wilde hij Yrdumuzu niet kwijt raken, dan moest hij hoe dan ook zijn belofte aan haar nakomen. Dat lukte alleen als er genoeg slangen in het bos zaten om prooidier te kunnen worden voor Mrównik. Zo bezien was het plan van de mensdieren die droomden van een Groen Continuüm zo gek nog niet: hoe meer slangen, hoe meer prooidieren voor Mrównik.  Hij zou zijn mannelijk jachtinstinct uitbundig kunnen botvieren, en Yrdumuzu eindelijk weer eens tonen hoe moedig hij eigenlijk was. Deze laatste overweging stemde hem hoopvol. Hij kon dan wel een dromer zijn, maar dan toch één, die ook van aanpakken wist. En aanpakken was Yrdumuzu’s advies, altijd al geweest, boven alle andere dingen in het leven. Mrównik hoopte op deze manier zijn relatie met Yrdumuzu wat meer kleur te geven. Want wat dwong meer respect of zelfs bewondering af dan moed? Moed in de strijd tegen de slangen nog wel! Met behulp van het Groene Continuüm zouden er voldoende slangen in het bos komen wonen, voldoende in ieder geval om nog lange tijd Yrdumuzu te laten zien hoe dapper hij eigenlijk was…Mrównik vond zichzelf heel slim door zo te denken, omdenken zou je het kunnen noemen, maar hij had niet in de gaten dat zijn gedachtekronkels even krom waren als zijn tong in een termietenheuvel. 

 

Het liep anders.

 

Op één van hun nachtelijke ontdekkingstochten in het bos waren Dobby en Heddae verdwaald. Wanhopig probeerden ze de weg naar huis terug te vinden. Uiteindelijk vielen ze tegen de ochtend van vermoeidheid in slaap, totaal uitgeput, hongerig en vol schrammen en bulten. Die ochtend waren mensdieren toevallig bezig met het zoeken naar geschikte plekken voor jonge slangen. De slangenpopulatie moest worden uitgebreid. Dat was één van de stappen, vonden ze, die nodig waren om het Groene Continuüm dichterbij te brengen. Mensdieren dus, die het goed voor hadden met de natuur en toen zij stuitten op de twee jonge aardvarkens, die daar hulpeloos, open en bloot op de grond lagen, voelden ze medelijden. Ze wilden de aardvarkentjes redden, opvangen, om ze uiteindelijk weer terug te geven aan de natuur. Dobby en Heddae schrokken zich eerst een ongeluk en vooral Dobby begon te krijsen als een speenvarken, maar nadat ze de zachte handen van de mensdieren over hun kale huid hadden gevoeld, begrepen Dolly en Heddae dat ze geen kwaad in de zin hadden. Ze schikten zich in hun lot en werden gewassen, gevoerd met flesjes melk om tenslotte terecht te komen in een donkere en warme ruimte met bergen zand, hooi en stukken hout. 

 

Mrównik en Yrdumuzu raakten buiten zinnen toen Dolly en Heddae na lang zoeken overal in het bos onvindbaar bleken. Yrdumuzu jammerde en Mrownik vloekte. Ze beschuldigden elkaar van onoplettendheid en nonchalance. Ruzie dreigde te ontaarden in handgemeen, toen Mrównik schreeuwde dat hij het hele bos ging uitkammen om Dolly en Heddae te vinden, daarbij hevig vloekend en scheldend op de slangen, die vuile moordenaars. Mrównik rende plotseling zonder omkijken het bos in, Yrdumuzu achterlatend in een toestand van totale ontreddering.

 

Dolly en Heddae intussen waren van de schrik bekomen en kregen meer dan genoeg te eten, meer dan ze op konden. Heel anders dan thuis, waar regelmatig om voedsel werd gevochten. Natuurlijk misten ze hun ouders, maar na verloop van tijd raakten ze gewend aan de situatie en schikten ze zich erin. Die situatie was heel bijzonder. Overdag kregen ze veel bezoek van mensdieren, die naar hun stonden te kijken alsof ze iets heel bijzonders waren. Dolly en Heddae hoefden daar niets speciaals voor te doen. Ze konden gewoon zichzelf zijn zoals ze dat vroeger ook waren, maar dan zonder ouders. Nadeel was wel dat je ’s nachts niet stiekem het bos in kon. De mensdieren hadden een tuin ontworpen, bedoeld voor andere dieren, die evenals Dolly en Heddae, in speciale verblijven waren ondergebracht. De mensdieren zelf waren vrij om rond te lopen in de tuin waar ze maar wilden. 

 

Mrównik was diep het bos ingerend, dieper dan hij ooit geweest was. Hij was vast besloten Yrdumuzu te laten zien waartoe hij, Mrównik, in staat was. Hij moest en zou ze vinden, Dolly en Heddae. Dankbaarheid en bewondering zou hij oogsten van Yrdumuzu en dat zou hun relatie weer een flinke boost geven! Tegelijkertijd was hij woest op de slangen, alle slangen waren potentiële moordenaars. Al zijn groene dromen en idealen waren op slag verdwenen. Er telde nog maar één ding en dat was zijn gezin. Blind van verdriet en woede struinde hij wild door het bos, met zijn sterke klauwen alles van zich af slaand, wat ook maar een beetje in de weg stond.

Totdat…

Totdat plotseling met een enorme klap de vossenklem dichtsloeg, die hij totaal over het hoofd had gezien. Mrównik viel met een smak op de grond. Hij schreeuwde het uit van de pijn en kon geen poot meer verzetten. Toen verder lopen onmogelijk bleek en hij merkte dat hij zich niet meer kon bewegen en het geen zin had om te proberen zich uit de vossenklem te bevrijden, werd hij rustiger. Hij begon zich te realiseren dat dit wel eens het einde kon zijn. Zíjn einde...

Het gekerm van Mrównik was tot in de wijde omtrek te horen. Yrdumuzu, die een hele tijd vol spanning wachtte op de terugkeer van Mrównik en de kinderen, vreesde het ergste. Zij was altijd al degene, die niet alleen het meest op haar hoede was, maar ook het meeste wantrouwen koesterde tegenover de mensdieren. Zij doorzag hun arrogante streven de hele natuur naar hun hand te zetten en daarbij nietsontziend te werk te gaan. Ook had ze nooit vertrouwen gehad in het idee van een Groen Continuüm, waar haar partner vaak van droomde, omdat je nooit kon weten of je daar als aardvarken beter van werd. 

Hoe dat ook zij, ze wist dat Mrównik, Dolly en Heddae ernstig gevaar liepen door zomaar in het wilde weg het bos in te lopen. Ze liep op het kermende geluid af en… daar lag hij, Mrównik, zijn gezicht van pijn vertrokken, zijn poot bloedend in een ijzeren klem. Ze raakte vervuld van een intens medelijden en probeerde hem te troosten, maar wat kon ze doen? Het was voor haar onmogelijk de vossenklem los te krijgen.  

Met zijn laatste krachten spoorde Mrównik haar aan op zoek te gaan naar Dolly en Herddae. Nu kon Yrdumuzu haar tranen niet langer bedwingen, ze draaide zich langzaam om en na een tweede aansporing van Mrównik verdween ze in het bos. Nog één keer richtte Mrównik zich op, mompelde iets onverstaanbaars en blies zijn laatste adem uit.

 

Dolly en Heddae bleven onvindbaar en Yrdumuzu, ontroostbaar, liet zich gewillig meevoeren met de vlagstroom van de prikkeltijd. Ze liep verder en verder het bos in, totdat ze in een ondiepe, zandige holte een schuil- en slaapplaats het gevonden. Ze was zo moe, dat ze al haar angst vergat en niet merkte dat ze in een slangenkuil terecht was gekomen.